Tags

, , ,

Voor de online versie van Geestdrift, het facultair magazine van Geesteswetenschappen der Universiteit Utrecht schreef ik een drieluik met als thema ‘Zoektocht naar zingeving.’ Voor dit drieluik interviewde ik drie ‘gelovige’ studenten in hun zoektocht naar hun eigen plaats in deze seculariserende maatschappij. Het resultaat was een interessante weergave van hoe religie hedendaags bij jongeren leeft, de vragen die ze hebben maar vooral de blik op de toekomst, hoe zij de rol van religie zien de komende jaren.

In de portretreeks ‘Zoektocht naar zingeving’ wordt in drie interviews met verschillende ‘gelovige’ studenten in beeld gebracht hoe studenten ondanks de secularisatie, toch blijven zoeken naar zingeving. Het eerste portret is van Levi Remijnse, 27 jaar. 

Door Rosemarie van Herwaarden

Foto door Sietske Arnoldus

Levi  begon ooit op het mbo en doet momenteel het derde jaar van de bachelor Nederlandse taal en cultuur met een verdieping in taalkunde. Na zijn bachelor wil  hij  waarschijnlijk de researchmaster  taalkunde gaan doen. Hij groeide op in een  christelijk gezin en leerde in 2010 pas echt  de genade van God kennen. ‘Soms ervaar ik  God’s liefde echt als drugs.’

 Geloof

Levi is christelijk opgevoed en ging als kind  naar de kerk. Toen hij tiener werd, begon hij  op een hele andere manier te geloven. In  2010 kwam er een keerpunt in zijn geloof. Hij ging luisteren naar inspirerende prekers en brak los van de wetten en regels waar hij voorheen aan vasthield. ‘Ik was heel ongelukkig omdat ik alles zo perfect wilde doen.’ Levi onderscheidt nu religie van zijn christenzijn. ‘Voor mij is religie gericht op het gedrag van mensen en hun levensstijl. Het staat los van God. Religie heeft voor mij een hele negatieve connotatie. Voor mijn gevoel heeft het ook helemaal niks met geloof te maken. Alle religies in de wereld hebben gemeen dat je de zegen van God moet verdienen. Maar mensen die geen godsdienst aanhangen kunnen dat ook. Vroeger was ik heel religieus. Dat betekende dat ik vooral bezig was met mezelf door veel regels en wetten te volgen. Op het moment dat ik dat losliet, ben ik pas echt in God gaan geloven. Nu noem ik mijzelf dan ook een christen, maar juist niet religieus. Jezus is voor mij het eindpunt van religie. Jezus is de enige die het totaal andersom doet. Hij zegt: ‘voor jouw falen sterf ik en vernietig ik de wet, zodat ik niet meer naar jouw daden hoef te kijken en gewoon van jou kan houden.’ Die onvoorwaardelijke liefde van God voel ik sindsdien altijd. Ik kan echt in een fysieke extase raken door zijn liefde.’

 Out of the box

Levi kon niet anders dan zijn nieuw gedefinieerde geloof direct uit te dragen. Dat begon in zijn eigen omgeving, waar hij in een eveneens religieuze vriendengroep zat. ‘Die groep zat eerst ook helemaal vast aan dat wettische oordelen maar is op den duur gelukkig steeds meer gaan focussen op de boodschap van eindeloze genade. Met zijn allen zijn we toen Out of the Box evenementen gaan organiseren. Bij Out of the Box ontmoeten we God op een alternatieve manier. Zo hebben we een gloriedisco, waarbij we keiharde dance muziek door de speakers pompen en dan met elkaar voor God dansen en fysiek ‘high’ worden van zijn bovennatuurlijke kracht. Of LARP-en, dan gaan we oudtestamentische Bijbelverhalen na vechten. Is gewoon lachen joh. Dat kan in de kerk niet, daarvoor is het natuurlijk veel te vrolijk.’

 De kerk

Zijn geloof heeft Levi opnieuw (uit)gevonden. Op de vraag of een instituut hem nog helpt om dat geloof te belijden heeft hij een duidelijk antwoord. ‘Ik geloof zeker ook nog in de kerk. Als je kijkt naar het begin van de bijbel, toen de Heilige Geest op de eerste gemeente kwam, werden de meeste mensen helemaal leip. De eerste kerk deelde alles met elkaar, dat was gewoon één grote toffe familie. Ik geloof dat de wereld behoefte heeft aan zulke communities waar de kracht van God doorheen kan werken. Ik geloof in het concept van de kerk, ik geloof alleen dat religie dat heeft verpest.’

Toekomst van de kerk

In bovenstaande onlangs uitgebrachte kerk-reclamecampagne van de Protestantse Kerk Nederland (PKN) blijft God achterwege. De aandacht ligt in deze posters op de beleving die het instituut kerk te bieden heeft. De woordvoerster van de PKN lichte in een interview met Trouw toe dat ze zo ook mensen willen trekken die niets met God hebben of met geloof.

Het is een bijzondere ontwikkeling dat kerken niet reclame maken voor God, maar voor hun ‘instituut’ en de beleving daarbinnen. De Protestantse kerk lijkt hiermee in te spelen op die grote groep mensen die zoeken naar zingeving. Wat vindt Levi van deze reclametechniek? ‘Ik zie het als iets positiefs. Ik haal eruit dat de zoektocht naar zingeving altijd zal blijven. Iedereen is in principe op zoek naar God, dat mag je ook zingeving noemen. Het antwoord op die zoektocht naar zingeving is volgens mij de christelijke God, Jezus. Dit moet de kerk op een genadevolle manier overbrengen. Wanneer dit niet lukt, dan gaan mensen het in andere vormen zoeken.

De keuze is aan de kerk: gaan ze veranderen wat ze al eeuwenlang preken? Er moet namelijk een nieuwe boodschap gepreekt worden. Een boodschap van de liefde van God die niet gebaseerd is op wetten of regels.’

In de portretreeks ‘Zoektocht naar zingeving’ wordt in drie interviews met verschillende ‘gelovige’ studenten in beeld gebracht hoe studenten ondanks de secularisatie, toch blijven zoeken naar zingeving. Het tweede portret is van Bram Galenkamp, 24 jaar.

Door Rosemarie van Herwaarden

Bram bewerkt.jpg

Foto door Sietske Arnoldus

Bram is een ambitieuze student Nederlands en Wijsbegeerte om heidens jaloers op te zijn. Dit studiejaar hoopt hij af te studeren en door te stromen naar de Researchmaster filosofie. Hij groeide op in een christelijke omgeving en houdt zich nu vooral bezig met een zoektocht naar de exacte invulling van zijn hoop dat er ‘iets’ bestaat. Zijn vrije tijd vult hij op met sport en vrienden. Maar voornamelijk drinkt hij veel thee. ‘Thee is heel belangrijk,’ lacht hij.

Geloof
Thee is niet het enige waar Bram in gelooft. Al heeft hij geen duidelijk beeld waar hij dan wel in gelooft. Hij vindt het idee van God achter de oerknal een prettige toevoeging. Dat weet hij wel. Als hij zichzelf een hokje zou geven, zou het dat zijn van ‘de eeuwige twijfelaar’. ‘’Heel cliché’’, geeft hij zelf toe, ‘’maar dat is wel een beetje hoe ik mezelf zie. Al zou dat hokje over een poos ook weer anders kunnen zijn, hoor. Op dit moment hang ik qua geloof vooral tussen hopen en geloven in.’’

Kerk
‘’Ik hoop op het standaard beeld van een God die met de mensen begaan is. Maar of hij echt bestaat trek ik voortdurend in twijfel’’. In de gereformeerde kerk waar Bram is opgegroeid past hij niet zo thuis met zijn ‘dwalende gedachten’. Daar is hij met zijn twijfelingen nogal een vreemde eend in de bijt. In de katholieke kerk te Zwolle waar hij nu heengaat voelt hij zich meer thuis. Daar is meer plek voor zijn soort. ‘’Het fijne aan de katholieke kerk vind ik dat daar niet wordt gepreekt alsof er per se één waarheid is. Er wordt vooral gehoopt en vermoedt dat er een God is.. Dat is fijn want zelf weet ik ook helemaal niet zeker of er wel een God is. Ik hoop het alleen.’ Een andere reden dat Bram graag op zondag in de kerk zit, is vanuit een zeker bildungsprincipe. In de kerk kom ik tot rust en denk ik na over waar ‘we’ nu eigenlijk precies mee bezig zijn.’’

Het beste is om ‘werk en privé’ gescheiden te houden.

Wetenschap
Bram’s godsbeeld mag dan wel geen echt hokje hebben, hij gelooft wel. Hoe wil hij dat later verantwoorden tegenover kritische, rationele mede-academici? ‘’Ik hang tussen hopen en geloven in. Daar zal ik altijd eerlijk in zijn.’’ Dit hopen en geloven staat in contrast met zijn wetenschappelijke visie op de wereld. Is hij wel kritisch op eventuele indoctrinatie vanuit zijn religieuze opvoeding? ‘’Ik ben kritisch op mijn religieuze opvoeding door gewoon eerlijk te zijn tegenover mezelf en anderen en door open te staan voor kritische vragen.’’ Bram voelt ook niet de behoefte zijn ‘geloof’ mee te nemen in de filosofie. Op de vraag waarom is hij vrij duidelijk. ‘’Het meenemen van God in de filosofie is net als bij Descartes. Een uitweg waar je niet zo heel veel mee kan. Dan fungeert het als een basis waar je niet zoveel aan hebt. Het beste is denk ik om te proberen ‘werk en privé’ zo veel mogelijk gescheiden te houden, zodat God, wie of wat dat dan ook moge zijn, vooral binnen je alledaagse en morele leven en dus niet bij de inhoud van je werk als inspiratiebron kan dienen.’’

Hoop illustreert dat er wel iets van God in de wereld zou kunnen zitten.

Alleen op de wereld
Wat zou er over blijven van Bram’s godsbeeld als hij alleen op de wereld was? Als jager en verzamelaar met zelfgemaakte speer en geen kennis van wetenschap en een uitgestrekt landschap verderop? ‘’Dan zou ik een donderslag denk ik hebben toegeschreven aan een soort hogere god. Een dondergod ofzo. Maar dat zou voortkomen uit naïviteit.’’ Ook al zijn we inmiddels een paar eeuwen verder en heel wat kennis rijker, de wetenschap reikt nog steeds niet om op al onze vragen antwoorden te geven. Precies in die luwte van de onzekerheid lijkt Bram zijn godsbeeld een prima plek te kunnen geven. ‘’Nu onthaal ik mijn kennis vooral aan de wetenschap. De aarde en het heelal kun je denk ik onderzoeken en dan leren kennen door wetenschap. Vragen die vervolgens overblijven zouden kunnen worden opgevuld met religie. De hoop komt om de hoek kijken als je stelt dat God daar eventueel achter zit. Ik ben er eerlijk in dat ik mijn hoop niet kan onderbouwen met sluitende argumenten. Maar dat is mijn hele punt in deze beschrijving. Mijn godsbeeld is gebaseerd op hoop en niet op een overtuiging. De wereld zie ik als een academicus. Hoop illustreert dat er wel iets van een God in zou kunnen zitten. Daar houd ik me momenteel aan vast en ik ben benieuwd hoe ik dat over een paar jaar zie.’’